Anekdotes en (sterke) verhalen

De eerste dagen op de Koning Willem III, Door mar M.M. Kummel, lichting 76-1

Dpl mar M.M. Kummel beschrijft in het KMar blad ‘Ons Wapen’ van april 1976 zijn kennismaking met het Opleidingscentrum op de Koning Willem III kazerne.

Herinnert U zich de eerste dagen in dienst nog? Mar M.M. Kummel wel, leest U maar.

En daar loop je dan met je plunjezak van 30 kilo over je rechterschouder en één arm er om heen, om dat zware kreng in evenwicht te houden.
Daar loop je dan, met je veldgrijze overall aan. Het enige burgerlijke aan je, zijn nog die lachwekkend geworden schoenen, die met hun Italiaanse snit, niet meer passen in de omgeving, waarin je gedurende zo’n 16 maanden onder de regels van de krijgstucht zult vallen.
Waar die regels gehandhaafd worden, merk je het verschil met de burgermaatschappij waar het zo langzamerhand een „ieder voor zich en God voor ons allen” is geworden, maar al te duidelijk.
Je hebt, eerlijk, in het begin grondig de pest in, omdat er behoorlijk in het gareel gelopen moet worden, maar al gauw kom je tot het besef dat een dergelijke situatie ook zijn voordelen heeft, zoals de snelle ontwikkeling naar onderlinge kameraadschap en teamgeest, die je niet voor mogelijk hebt gehouden.
Van het moment af dat je voor het eerst de poort van de kazerne doorkomt, is daar de uitdaging. Opvallend daarbij is — en dat dan ook weer in tegenstelling tot de maatschappij waar je net uitkomt — dat er slechts twee mogelijkheden zijn: je neemt hem aan, of niet. Neem je hem aan, dan accepteer je ook de konsekwenties. Zo niet, dan heb je de Koning Willem III kazerne voor het laatst gezien. En terwijl je, na drie en een halve dag als letterlijke „bolle”, figuurlijk „bolle” hebt gespeeld, weer thuis bent, zit je alles eens te overpeinzen in een gemakkelijke stoel. Elk ogenblik echter word je herinnerd aan je abominabele conditie. Elke spier van je lichaam ligt nog in de protesthouding. Je loopt of je een volle broek hebt en een knielhouding kun je slechts halverwege volbrengen. Het zal de heren instructeurs een maand kosten, om de zegeningen van de burgerlijke schijnwelvaart er bij de „bollen” uit te krijgen, zo beweren ze met een zeker pessimisme.
Je betrapt je op de gedachte van weerstand die bij je opkomt tegen de nog aanwezige onmacht, om de zandkuil te nemen, of de veldloop met nog enige adem in je longen te beëindigen. Maar om nog enige positieve facetten van je zelf te vertellen zeg je met enige trots thuis, dat de eerste „knopen- aanzet-cursus” al succes heeft gehad. Daarbij laat je wijselijk het langdurige gevecht met verward garen en knopen in de draad, waar ze niet thuishoren en die de soepele gang van het naaigerei bij insteken en uithalen verstoren, achterwege, evenals de serie vloeken, die met zulk inspannend werk gepaard gaan.

Tja, die eerste dagen, waarin de begeleider met begrip en takt de „bollen” in hun nieuwe omgeving binnenloodste: de pelotonscommandant, die zich kwam voorstellen en rustig uitlegde wat van de mare- chaussees-in-spé moet worden verwacht, zodat daarover van het begin af geen onduidelijkheid meer hoeft te bestaan.
En de wachtmeester van de dag die, door zijn naar „Aan de Alpen hangen de slipjes” hunkerende bollen, later dan normaal in bed kwam, omdat de heren de late voorstelling hadden genomen, maar deze abnormaliteit, sportief door de vingers zag, omdat door een controlebezoek aan de MGD pas in de loop van de zaterdag gebruik kon worden gemaakt van de „intercity”, (gratis vervoer naar huis).

Default > Cartoon 76-1
Tja, die eerste dagen, met het regelen van de administratieve zaken; de gang naar de foerier voor je PSU; het medisch onderzoek dat, gezien de aard van de opleiding, absoluut onontbeerlijk is; het inrichten van de kasten, waarbij de afstand van pink tot duim in alle opzichten maatgevend is; de eerste gang naar de eetzaal, waar de confrontatie plaatsvindt met moderne zelfbediening van smakelijk voedsel. Wel even anders dan in het recente verleden, zo liet ik me vertellen, toen er nog per peloton een corveeploeg bestond, die het eten in bakken moest ophalen en dat, bijvoorbeeld bij koud weer, te sterk afgekoeld, moest worden geconsumeerd.
En tenslotte is er die ervaring van de slaapzaal met andere „bollen”. De rust van de eigen kamer thuis, die moest worden verwisseld voor een ruimte die onderverdeeld was door een aantal schotten, maar met een geheel open klankbord er boven, waardoor het aanvankelijk opklinkende gesnurk veel weg had van het stemmen van het Concertgebouworkest, alvorens de ouverture „De lichte cavalerie” in te zetten. Wat natte handdoeken bleken voldoende om te ijverige orkestleden in hun stemmingswoede de redelijke proporties in acht te laten nemen.

Zo dwarrelden de eerste indrukken binnen de hekken van de Koning Willem III kazerne door je hoofd, evenals het schone lied: 
Bolle naar bed, Bolle naar bed,
Bolle, bolle, bolle naar bed.
dat de inleiding vormde tot de traditionele „installatie” door degenen, die kortgeleden het bollentijdperk hadden afgesloten.

_______________________________________________________________

Terug naar overzicht

Specials

Schutsvrouwe der Koninklijke Marechaussee
Verbouwing Koning Willem III kazerne 2008 - 2020
Anekdotes en (sterke) verhalen

Donaties

Steun deze website. Klik hier voor meer informatie.


Advertentie

MarechausseeNostalgie op Facebook

Volg ons op Facebook

Website door Dinkel Systems