Anekdotes en (sterke) verhalen

Reveille. Door mar Ton Oskam, lichting 66-2

Dit is één van de stukjes die ik schreef over mijn tijd bij de marechaussee. Ik was van de lichtingsploeg 66-2. Uiteraard de beste lichting die er ooit was en waardoor de Russen in die tijd nooit durfden binnenvallen.

Reveille op het Depot.
Vroeger verder we door onze moeder gewekt. “Tijd om eruit te komen, jongens”. Dus draaiden we ons nog maar eens om. Vooral als het winter was bleven we het liefst zolang mogelijk in ons “holletje” van flanellen lakens, een deken van schaapjeswol en daaroverheen de zondagse mantel van mijn moeder want breed hadden we niet. Pas als we de houtjes in de kolenkachel hoorden knetteren verlieten we de sponde voor een martelgang over het ijskoude zeil naar de warmer wordende woonkamer. In de militaire dienst was het “holletje” weinig comfortabel. Vooral de eerste maanden, want wij bleken de laatste lichting die in het Depot nog enige tijd de nachten moesten doorbrengen tussen een met stro gevulde baal en twee paardendekens, in het militaire jargon heel terecht Hare Majesteits Vette Lappen geheten. Later kregen we echte matrassen en echte lakens! Maar intussen was het lijden geblazen, vooral voor iemand als ik met een allergie voor stof, ook wel huismijt genoemd. Veel niezen dus en al doende de maten uit de slaap houden. Het wekken ging ook heel anders dan thuis. Op het Depot bleek ook een trompetterkorps te huizen. Bij toerbeurt kwam een van die blazers elke ochtend precies om half zeven onder ons raam staan om een riedel weg te geven. ReveilleEn die malloot blies elke keer weer dezelfde deun, geen enkele variatie in het repertoire. Later hoorden we dat zijn optreden het teken was dat we subiet het bed moesten verlaten. De trompetter blies namelijk de “Reveille”, volgens de Dikke van Dale een “sein om militairen te wekken”. Ik vond het gewoon pesterij, zoals elk jaar hier in het dorp (red: Ruurlo) na de eerste doorzakavond van het Septemberfeest de plaatselijke harmonie ’s ochtends om 8 uur al trommelend door de verlaten straten marcheert. “Hebben jullie nooit een bloempot naar je hoofd gekregen”, heb ik ze eens gevraagd. Een zei lachend: “Tegen die tijd dat onze herrie tot de slapers doordringt, zijn wij de straat al uit…” Op het Depot waren gelukkig geen bloempotten. En toen we aan het dagelijkse getrompetter gewend waren, sliepen we er soms gewoon doorheen om de mooie droom af te maken. Overigens hadden we niet zoveel tijd nodig om ons gereed te maken voor de dagtaak. We hoefden sowieso al geen tijd te reserveren voor een verkwikkende douche, want we hádden geen douches in ons gebouw. De jonge mannenlijven verfristen zich simpel onder de kraan. Van het Depot weet ik niet meer of er ergens nog een badhuis was waar we een totale wasbeurt konden ondergaan. Later op de Legerplaats Nunspeet in elk geval wel. Dan kocht ik van mijn eigen geld (want Het Leger was Eén Grote Zuinigheid) in de kantine voor 25 cent een tubetje shampoo en ging met de handdoek onder arm naar een gebouw met een dampende schoorsteen en gezang uit vele soldatenkelen. Dan moest ik denken aan het dorp waar ik geboren ben, Loosduinen. Daar was ook zo’n badhuis. In ons arbeiderswoninkje gingen we de eerste jaren zaterdags in een teil die voor de kolenkachel was gezet en gevuld werd met emmers warm water. Ik moest, als oudste, meestal als laatste in de teil. Een smerig nadeel tussen die zeepresten en het al lauw geworden troebele water. Toen we groter waren mochten we gelukkig naar het gemeentelijk badhuis in de Julianastraat, naast de lagere school. Onze ome Toon was daar de chef-badmeester en daarom hoefden als familie geen badkaartje te kopen. Ik vond dat wel een beetje gênant, want wij waren afhankelijk van ome Toon en of hij zijn neefjes wel opmerkte. Soms was het een hele zit in de wachtkamer totdat ome Toon langs kwam en een douchecabine voor ons confisqueerde. Als consequentie van het gratis douchen moesten we met zijn tweeën of drieën in hetzelfde douchehokje en kregen we dezelfde tijd voor een wasbeurt. Buiten op de deur zat namelijk een klok en zodra de deur sloot, draaide de badmeester die klok 15 minuten vooruit. We hadden dus een kwartier voor uitkleden, douchen en aankleden. Met zijn tweeën of drieën tegelijk. Er werd dus weinig genoten van het bad, het was gewoon hard werken om klaar te zijn als er een luid klop op de deur klonk en ome Toon riep “Tijd, kinderen!” Douchen hoefden we dus niet zo vaak in de militaire dienst en het was verleidelijk om een klein stukje door de Reveille heen te slapen, het verblijf in bed een tikje te rekken. De tweede ochtend op het Depot was ook de kameroudste nog enigszins door Orpheus, de God van de Slaap, beneveld toen kort na de reveille die vreselijke wachtmeester onze zaal binnen trad. Of hij er de hele nacht ongeduldig op had gewacht om natúúrlijk nog een stelletje doorronkende oliebollen aan te treffen onder de lappen van Hare Majesteit. Ik was daar één van. Ik zal nooit vergeten welke truc deze wachtmeester had om de oliebol ogenblikkelijk in het Land der Wakkeren te verwelkomen. Samen met zijn assistent, meestal een dienstplichtige wachtmeester van een oudere lichting, tilde hij het voeteneind van het ledikant zo hoog mogelijk op en dan lieten die onverlaten het gewoon los. Die klap die dat door mijn hele lichaam gaf heb ik nooit meer vergeten. Ik heb er een geestelijke wiphless aan overgehouden en sindsdien loop ik ook wat gebogener.

Terug naar overzicht

Specials

Schutsvrouwe der Koninklijke Marechaussee
Verbouwing Koning Willem III kazerne 2008 - 2020
Anekdotes en (sterke) verhalen

Donaties

Steun deze website. Klik hier voor meer informatie.


Advertentie

MarechausseeNostalgie op Facebook

Volg ons op Facebook

Website door Dinkel Systems